De interesse in biobrandstoffen is gekelderd in de Verenigde Staten, nu het land door de schalierevolutie overspoeld wordt door goedkope olie. Bedrijven die olie winnen uit algen en giststammen richten hun pijlen daarom op de voedsel- en cosmetica-industrie.

Een derde van alle inkomsten van bio-oliebedrijf Amyris was vorig jaar afkomstig van de verkoop van hun product als brandstof. De onderneming uit Californië produceert duurzame olie uit giststammen. Dit jaar is brandstof slechts goed voor een vijfde van de omzet. En volgend jaar is dat gedaald tot 5 procent, tekent The Wall Street Journal op uit de mond van topman John Melo.

Melo, die acht jaar geleden de overstap maakte van oliereus BP naar Amyris, houdt zich steeds minder bezig met motorbrandstoffen. Hij verkoopt zijn bio-olie onder meer aan cosmeticabedrijven, die het gebruiken in geurtjes en verzorgingsproducten.

Amyris is sinds begin dit jaar zelfs in de schappen te vinden met een eigen product: een hydraterende gezichtscrème die 100 procent plantaardig is. Wie een flesje Biossance van 50 millimeter wil, moet daar 58 dollar voor neertellen.

Nieuwe inkomstenbronnen

Het is illustratief voor de omslag die veel biobrandstofpioniers momenteel maken: door de aanhoudende lage olieprijs en het stopzetten van subsidies voor duurzame brandstoffen is de vraag naar biobrandstoffen in de VS afgenomen. Daardoor zoeken bedrijven, die oorspronkelijk olie uit biomassa maakten als brandstof, naar nieuwe inkomstenbronnen. Ze komen uit bij de voedsel- en cosmeticabranche. Bijkomend voordeel: de winstmarges zijn een stuk hoger.

Neem Solazyme, een producent van algenolie. In oktober bracht het bedrijf onder de naam Thrive een eigen olie voor in de keuken op de markt. Daarmee speelt Solazyme in op de trend van superfoods en gezond eten. Een flesje van 500 milliliter kost 12 dollar. Solazyme leverde al algenolie aan Unilever, dat het gebruikt om palmolie te vervangen in producten als zeep en lippenstift.

Alternatief voor fossiele brandstoffen

Biobrandstoffen werden lang gezien als duurzaam alternatief voor fossiele brandstoffen. De eerste generatie biobrandstoffen zijn voedselgewassen als maïs, koolzaad en suikerriet die als brandstof worden gebruikt. Nadeel is dat het produceren hiervan concurreert met landbouw, wat volgens critici leidt tot hogere voedselprijzen.

Dat ongewenste effect heeft de tweede generatie biobrandstoffen niet. Daarbij is de biomassa afkomstig van bijvoorbeeld de oneetbare delen van voedselgewassen zoals stro of bietenblad of afval uit de voedselindustrie zoals koffiedrab en frituurvet.

Het winnen van olie uit algen, giststammen of zeewier is het duurzaamst, omdat dit CO2-neutraal is. Maar deze derde generatie biobrandstoffen is relatief duur om te produceren. In de huidige markt is het bovendien financieel niet aantrekkelijk om bijvoorbeeld algenolie te verkopen als brandstof.

"Koppel het gebrek aan een energiebeleid voor de lange termijn vanuit Washington aan de olieprijs van 40 dollar per vat, en het eindresultaat is dat we net quitte draaien in op het gebied van brandstof", aldus Solazyme-topman Jonathan Wolfson tegenover WSJ. "We geloven nog steeds in het potentieel op de lange termijn voor brandstof. Maar op dit moment is het gewoon heel lastig."

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl